Kabbala is de wijsheid die de spirituele (metafysische) werelden beschrijft. Kabbala is het Hebreeuwse werkwoord voor “ontvangen”. In het kader van Kabbala als wijsheid, wordt hiermee het ontvangen van het Hogere Licht (אור עליון) bedoeld. Iemand die Kabbala studeert en daarmee inzicht verkrijgt in de spirituele werelden, wordt Kabbalist genoemd.
Het verkrijgen van inzicht in de spirituele werelden gaat één op één samen met de persoonlijke ontdekking van het doel van het leven. Het is schier onmogelijk om deze beide aspecten los van elkaar te zien. Beter gezegd, het is hetzelfde. De levensvragen die de mensheid al millennia ‘teisteren’ worden voor de individu, die deze wijsheid vanuit de authentieke bronnen intensief studeert, vanuit het spirituele beantwoord.
Zoals geschreven in Pirkej Avot:
שָׁנוּ חֲכָמִים בִּלְשׁוֹן הַמִּשְׁנָה, בָּרוּךְ שֶׁבָּחַר בָּהֶם וּבְמִשְׁנָתָם:
רַבִּי מֵאִיר אוֹמֵר כָּל הָעוֹסֵק בַּתּוֹרָה לִשְׁמָהּ, זוֹכֶה לִדְבָרִים הַרְבֵּה. וְלֹא עוֹד אֶלָּא שֶׁכָּל הָעוֹלָם כֻּלּוֹ כְדַי הוּא לוֹ. נִקְרָא רֵעַ, אָהוּב, אוֹהֵב אֶת הַמָּקוֹם, אוֹהֵב אֶת הַבְּרִיּוֹת, מְשַׂמֵּחַ אֶת הַמָּקוֹם, מְשַׂמֵּחַ אֶת הַבְּרִיּוֹת. וּמַלְבַּשְׁתּוֹ עֲנָוָה וְיִרְאָה, וּמַכְשַׁרְתּוֹ לִהְיוֹת צַדִּיק וְחָסִיד וְיָשָׁר וְנֶאֱמָן, וּמְרַחַקְתּוֹ מִן הַחֵטְא, וּמְקָרַבְתּוֹ לִידֵי זְכוּת, וְנֶהֱנִין מִמֶּנּוּ עֵצָה וְתוּשִׁיָּה בִּינָה וּגְבוּרָה, שֶׁנֶּאֱמַר (משלי ח) לִי עֵצָה וְתוּשִׁיָּה אֲנִי בִינָה לִי גְבוּרָה. וְנוֹתֶנֶת לוֹ מַלְכוּת וּמֶמְשָׁלָה וְחִקּוּר דִּין, וּמְגַלִּין לוֹ רָזֵי תוֹרָה, וְנַעֲשֶׂה כְמַעְיָן הַמִּתְגַּבֵּר וּכְנָהָר שֶׁאֵינוֹ פוֹסֵק, וֶהֱוֵי צָנוּעַ וְאֶרֶךְ רוּחַ, וּמוֹחֵל עַל עֶלְבּוֹנוֹ, וּמְגַדַּלְתּוֹ וּמְרוֹמַמְתּוֹ עַל כָּל הַמַּעֲשִׂים:
De wijzen, van gezegende nagedachtenis [zeiden], in de stijl van de Mishna:
Rabbi Meir zegt: “Hij die zichzelf bezighoudt met de Torah, omwille van de Torah, verkrijgt veel en daar komt nog bij dat de gehele wereld voor hem de moeite waard is. Hij heet ‘vriend’, ‘geliefde’, ‘liefhebber van de Almachtige’, ‘liefhebber van [alle] schepselen,’ verblijder van de Almachtige’, ‘verblijder van alle schepsels’.”
Hij is gekleed in nederigheid en ontzag, en bereidt hem voor om rechtvaardig, toegewijd, rechtschapen en betrouwbaar te zijn, en het behoedt hem van zonde en trekt hem dicht tot de deugdzaamheid. We genieten van zijn raad en scherpzinnigheid, begrip en kracht, zoals gezegd (Spreuken 8:14): “Tot mij zijn raad en scherpzinnigheid, ik ben begrip en tot mij is kracht.” Het geeft hem [het] koningschap en [de] heerschappij en [de mogelijkheid om] in de wet te onderzoeken, en de geheimen van de Torah worden aan hem openbaart, en hij wordt als een steeds sterker wordende bron, gelijke een rivier dat nooit stopt. Hij is bescheiden en geduldig, en vergeeft beledigingen die aan hem zijn geadresseerd. Het vergroot hem en verheft hem boven alles [dat G’d] heeft gemaakt.